Rudy Pieters
2001-07-25
De Morgen

De dreigbrief van Göring, de cake van Renders

Vanuit het Parijse Jeu de Paume alleen al vertrokken 22.000 werken naar Duitsland, allemaal uit belangrijke collecties. In België haalde Hermann Göring de Vlaamse Primitieven van Emile Renders binnen. De nazi's die topkunst wilden, wisten dat ze op de eerste plaats bij de grote verzamelaars moesten zijn.

Tegenwoordig speelt de kunsthandel zich vooral in New York en Londen af, bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog was Frankrijk nog het centrum van de internationale kunstmarkt. Daar kwamen de grote stukken op de markt, daar zaten de grote collectioneurs. Veel van die privé-verzamelaars waren joden, en dat was de Duitsers niet ontgaan. Wie al die collecties aaneen kon rijgen, had meteen een fabelachtige kunstschat, geen museum dat daar tegenop kon. Zo simpel leek het. En zo simpel was het ook voor Hermann Göring. Op zijn aanstichten nam de Einsatzstab Reichsleiter Rosenberg (ERR) meer dan tweehonderd Franse privé-verzamelingen in beslag. Alle grote collecties zaten erbij, die van de Rotschilds bijvoorbeeld (vijfduizend werken), van Alphonse Kann, Paul Rosenberg, Seligmann, Wildenstein, Berheim-Jeune, Weill-Picard, David-Weill: niets ontsnapte aan de goed geoliede confiscatiemachine. Vanuit het Parijse Jeu de Paume, waar alles werd samengebracht, vertrokken 22.000 kunstwerken naar Duitsland. Via omkoping kon Göring er zevenhonderd voor zichzelf houden, uit de rest zou Hitler na de oorlog zijn keuze maken.

"Het was een zorgvuldig voorbereide operatie die het sterkste van de verslagen landen cultureel op de knieën moest krijgen, aangezien Frankrijks zuiverste erfgoed in de handen van zijn verlichte verzamelaars lag", schreef James Plaut van het Boston Institute of Modern Art in 1946. Plaut wist waarover hij het had, want hij had de Art Loot Investigation Unit (ALIU) geleid, de eenheid binnen de Amerikaanse militaire inlichtingenorganisatie OSS (voorloper van de CIA) die de Duitse kunstroof uitgebreid in kaart bracht door alle betrokkenen uitgebreid te verhoren.

De overgrote meerderheid van de Franse plunderingen vond tijdens het eerste oorlogsjaar plaats. Maar voor één grote collectie, van de overleden industrieel Adolphe Schloss, hebben de nazi's tot 1943 moeten wachten. De Sonderauftrag Linz (de commissie die Hitlers supermuseum in Linz voorbereidde) noch de ERR wist waar de 333 werken verborgen zaten, de inzet van politie en informanten ten spijt. Uiteindelijk moest de Franse regering er aan te pas komen om de verzameling in een kasteel bij Limoges boven water te krijgen. Hitler kreeg meteen een telegram: "De collectie-Schloss is de belangrijkste privé-verzameling schilderijen van oude meesters die nog bereikbaar is." Het waren in hoofdzaak Vlaamse en Nederlandse meesters, zoals Rembrandt, Hals, Rubens, Brouwer en de Fluwelen Brueghel. De Duitsers lieten het Louvre er eerst 49 werken uitkiezen, van de overige 284 gingen er 262 naar het Führermuseum.

In België was de kunstroof bij verzamelaars veel minder spectaculair. Het aantal collectioneurs en handelaars was veeleer beperkt, en hun verzamelingen hadden niet het Franse niveau. "De kunstmarkt was er actief zoals in de andere bezette landen", schrijft de ALIU. "De Belgen lijken evenwel niet actief zaken te hebben gedaan met de Duitsers, behalve via veilingen. Er waren geen collaboratiegroepen zoals in Nederland en Frankrijk. Als er iets belangrijks op de markt verscheen, werd het gewoonlijk in Parijs verkocht, waar de kansen om een hoge prijs te halen beter lagen." De grote nazi-kopers, zoals Görings belangrijkste agent, Walter Andreas Hofer, liepen dan ook niet echt warm voor België. "Görings agenten lijken België als een aanhangsel van de Nederlandse markt te hebben beschouwd. Hofer klaagt dat de Belgische verzamelaars zeer koel en ongastvrij waren."

De belangrijkste Belgische verzameling die de nazi's in de wacht konden slepen, was er een van een niet-joodse bankier, de Bruggeling Emile Renders. Tijdens het interbellum had hij twintig Vlaamse Primitieven verzameld, de mooiste privé-verzameling van die aard (omdat er een tweeluik bij zit, heeft men het soms over negentien werken). Göring had er meteen zijn zinnen op gezet en stuurde er Hofer op af, en vervolgens Alois Miedl, een Duits zakenman die in Amsterdam de joodse kunsthandel Goudstikker had overgenomen. Maar de onderhandelingen sleepten aan, zes maanden lang. Eerst wilde Renders in dollars betaald worden, dan in goudfranken, dan in aandelen.

Göring verloor er zijn geduld bij, liet de collectie bevriezen door het Devisenschutzkommando (waardoor Renders er geen kant meer mee uit kon) en stuurde op 17 maart 1941 een dreigende brief: "Ik heb Miedl opgedragen opnieuw contact met u op te nemen in verband met de definitieve voorwaarden. Mocht u deze keer niet in staat zijn een beslissing te nemen, dan zal ik mij verplicht zien mijn aanbod in te trekken en de zaken hun normale gang te laten gaan, zonder dat ik ook maar iets kan doen om die te verhinderen." Het werkte. Renders verkocht zijn hele collectie, zes werken gingen naar Göring, waaronder een Rogier vander Weyden en twee Memlings.

De entourage van Göring verklaarde na de oorlog dat de rijksmaarschalk wel zeer geïrriteerd moet zijn geweest aangezien hij niet de gewoonte had zijn dreigementen op papier te zetten. In elk geval bewijst de brief dat er dwang gemoeid was met de verkoop. De vraag is alleen: had Renders de collectie ook zonder druk van de hand gedaan? Met andere woorden: was de druk enkel nodig om hem tot spoed aan te manen? De Duitsers zeggen van wel. Volgens hen wilde de Belg al vanaf het begin zijn collectie verkopen en hield hij enkel de boot af om zijn prijs op te drijven. De Amerikanen hechtten geloof aan die versie: "Een verdere analyse van de bewijzen", stelt het ALIU-rapport, "toont dat Renders waarschijnlijk niet het slachtoffer is dat hij pretendeert te zijn." Een zeer bezwarend element was dat Renders twee jaar later ook zijn sculptuurverzameling had aangeboden aan Göring. Echt lang moet hij dus niet onder de indruk zijn geweest van de dreigbrief.

"Renders lijkt dus het onderste uit de kan te hebben willen halen, eerder dan dat hij 'zes maanden weerstand bood'", besluit de ALIU. "Hij was waarschijnlijk zeer tevreden met zijn twaalf of dertien miljoen frank in effecten, anders zou hij zijn sculptuurverzameling niet hebben aangeboden. Zoals zoveel collaborateurs die bekeerd zijn door de geallieerde overwinning, he is probably trying to have his cake and eat it too."

Wat al evenmin in het voordeel van de Belg sprak, was zijn jarenlange samenwerking met de bekende restaurateur Jef Vanderveken, de man die vooral faam verwierf met zijn kopie van het gestolen Lam Gods-paneel De Rechtvaardige Rechters (een kopie die nog steeds deel uitmaakt van het originele veelluik in de Gentse Sint-Baafskathedraal). Van Vanderveken is geweten dat hij het bijzonder goed kon vinden met de Duitsers. In 1942, toen de Duitsers het Lam Gods in handen kregen, was hij bijvoorbeeld snel op de hoogte van de bergplaats; daarmee wist hij veel meer dan de Belgische regering, die tot het eind van de oorlog alleen maar kon gissen waar de nationale kunstschat zich bevond. Vanderveken was er als de kippen bij om Hofer per brief op de hoogte te brengen van zijn passie voor het Lam Gods. Hij was er zelfs een boekje over aan het schrijven, meldde hij, het eerste exemplaar was uiteraard voor Hofer. De brief eindigde met: "Moge het grote Germaanse plan voor een Nieuw Europa werkelijkheid worden, dat is onze oprechte hoop."

De ALIU schrijft over Vanderveken: "Hofer heeft veel respect en een grote bewondering voor zijn werk. Mevrouw Hofer verbleef een tijdje in zijn winkel om er te studeren. Hij verkocht schilderijen op commissie aan Belgen die geen rechtstreeks contact wilden met de Duitsers. De betalingen gebeuren rechtstreeks aan hem in Reichsmarken."

Emile Renders heeft zijn collectie nooit meer teruggezien. De tien werken die gerecupereerd werden, nam de Belgische staat in beslag, ondanks een rechtszaak. Van de verdwenen helft doken er in de jaren negentig twee op, een op een veiling in Duitsland (een Jan Gossaert), een in het Metropolitan Museum in New York (het anonieme Man van Smarten). De andere zijn nog steeds spoorloos.

 
     
     
     
     
   
 
ErDaSys (c) 2004