Rudy Pieters
2001-08-11
De Morgen

'Nooit heeft iemand gezegd:dat klopt niet'

Voormalige Gentse politiecommissaris Karel Mortier over diefstal 'Lam Gods'

'Ik heb aan Goedertier daar moeten zeggen dat hij daar moet van afblijven, altijd dat draaien en keren aan dat paneel.' De koster van de Sint-Baafskathedraal heeft het thuis meermaals gezegd, nog vóór Goedertier in april 1934 twee Lam Gods-panelen stal. Na de diefstal repte hij echter met geen woord over Arsène Goedertier tegenover de politie. Had hij dat wel gedaan, dan was het paneel De Rechtvaardige Rechters misschien allang terecht. Het is een van de nieuwe elementen die de gepensioneerde politiecommissaris Karel Mortier is tegengekomen in zijn niet aflatende onderzoek.

Een stoutmoedige diefte, noemde men het destijds. In de nacht van 10 op 11 april 1934 werd De aanbidding van het Lam Gods, dat toen in de Vijdkapel van de Gentse Sint-Baafskathedraal stond opgesteld, twee panelen armer gemaakt. 's Ochtends stelde de koster vast dat 'De Rechtvaardige Rechters' en 'Sint-Jan de Doper' uit de lijst waren gelicht. De gebroeders Van Eyck hadden beide taferelen ooit als de voor- en achterkant van hetzelfde paneel geschilderd, maar in 1894 werden ze, net zoals de meeste andere panelen, doormidden gezaagd en met langs- en dwarslatten (parkettage) verstevigd, een systeem waarvan weinig mensen op de hoogte waren.

Drie weken na de diefstal kreeg bisschop Honoré Coppieters een eerste van dertien getikte losgeldbrieven. Een persoon die met DUA ondertekende, eiste 1 miljoen frank losgeld. Als bewijs dat hij de buit in zijn bezit had, gaf hij het Sint-Jan-paneel terug door het in het bagagedepot van het Brusselse Noordstation af te geven en het depotbiljet bij een van de losgeldbrieven te voegen.

Tot een teruggave van De Rechtvaardige Rechters kwam het niet. De onderhandelingen met de bisschop, die via krantenadvertenties moest reageren, verliepen zeer moeizaam, zeker nadat justitieminister Janson bisschop Coppieters verboden had het losgeld te betalen. Janson sprak toen de legendarische woorden: "On ne traite pas avec des gangsters. Nous ne sommes pas en Amérique."

Uiteindelijk kreeg de afperser een schamele 25.000 frank overhandigd. Dat gebeurde bij pastoor Hendrik Meulepas aan de Markgravelei in Antwerpen. De afperser had er zich naar toe laten brengen door een taxi en liet de taxichauffeur het pakje afhalen. In een brief die justitie bij het geld hadden gestoken, stond het naïeve voorstel de resterende 225.000 frank te betalen na de overhandiging van De Rechtvaardige Rechters.

De zaak kreeg een dramatische wending toen de Wetterse wisselagent Arsène Goedertier, een goede bekende bij het Gentse bisdom, op 25 november 1934 aan een hartaanval bezweek na een vergadering van de Katholieke Unie in Dendermonde. Op zijn sterfbed zou hij zijn vriend, de advocaat Georges De Vos, hebben verteld dat hij de dief van het Lam Gods was en alleen hij wist waar het paneel verborgen zat. Volgens De Vos stierf Goedertier voor hij de bergplaats kon meedelen, maar verwees hij wel naar een envelop in diens bureau met daarin 'het dossier van heel die zaak'. De Vos zou er enkel de dubbels van de DUA-brieven hebben gevonden en de handgeschreven kladversie van een veertiende, niet verzonden brief. Het handschrift werd formeel als dat van Arsène Goedertier herkend.

"Er is geen juridisch sluitend bewijs dat Arsène Goedertier de dief was", zegt Lam Gods-speurder Karel Mortier aan De Morgen. "Hij was volgens mij ongetwijfeld betrokken bij de afpersing. Men heeft bij hem dertien doorslagen gevonden van de verstuurde brieven. Maar kon hij op een schrijfmachine typen? Was er niemand anders bij betrokken? Hij heeft ze zelf geschreven. De handgeschreven veertiende brief is zeker door hem geschreven. Zijn vrouw ontkent dat, maar zijn broer zegt dat het zeker zijn handschrift was. Maar dat wil nog niet zeggen dat hij de vorige dertien geschreven heeft. Volgens zijn familie is hij volgens zijn eigen vindingrijkheid op het spoor gekomen van de daders. Dat is een mogelijkheid, dat weet ik niet."

De 75-jarige Mortier, van 1974 tot 1991 hoofdcommissaris van de Gentse politie, is al sinds de jaren zestig in zijn vrije uren de Lam Gods-diefstal aan het onderzoeken. In zijn appartement, zes hoog langs de Gentse Coupure, praat hij viereneenhalf uur bijna ononderbroken over de diefstal, de afpersing en het onderzoek. Hij gaat zo in zijn verhaal op dat hij niet merkt hoe de zon ongenadig hard binnen begint te schijnen en hijzelf op het eind van het gesprek helemaal bezweet is geraakt.

Mortier heeft zijn speurtocht lange tijd samen met de ondertussen overleden journalist Noël Kerckhaert (Gazet van Antwerpen) gedaan. Ze onderzochten zaken die de gerechtelijke politie destijds naliet, spoorden nog levende getuigen op en als ze al dood waren, hun kinderen. Ze doken in alle mogelijke archieven, kwamen zelfs een waardevol onderzoeksrapport van nazi-officier Henry Koehn op het spoor, en stelden zo een uniek, ondertussen acht meter dik dossier samen, dat zoveel informatie bevat dat hun derde boek, het in 1994 gepubliceerde Dossier Lam Gods, meteen de bijbel van het Lam Gods-onderzoek werd. Ongeveer alles wat tot 1994 nog te achterhalen viel, staat erin.

Wat is er sinds 1994 gebeurd? "Sinds dat boek ben ik geconfronteerd met de wildste theorieën. Er zijn heel veel mensen die van dit en van dat hebben gehoord - daar moet je al voorzichtig beginnen te zijn - en beweren dat het paneel daar zit of ginds zit. Voordien waren er al theorieën over waar het paneel verborgen zat, denk maar aan de brug over de Damse Vaart, of aan dat monument van de gesneuvelden in Melle, en weet ik veel waar nog allemaal. Honderden brieven heb ik al gekregen. Soms niet van de minste, soms van mensen van wie men zegt: dat is toch werkelijk een intellectueel. Soms reageren mensen vrij boos, omdat ik hen niet wil aanhoren. Nu, ik onderzoek het wel. Maar ik hanteer gewoonlijk drie maatstaven.

"Eerste maatstaf: het gaat om een eikenhouten paneel. Wanneer er mensen beginnen te zeggen dat het ergens zit opgerold, kan dat dus niet. Een tweede mogelijkheid is dat men de bergplaats gaat zoeken in functie van Arsène Goedertier of zijn familie. Uitgesloten om de volgende reden. Stel eens dat het hem gelukt was, stel dat die Janson bijvoorbeeld eenvoudigweg had gezegd 'geef hem het geld maar, we zullen wel zien hoe het onderzoek verder loopt' - stel dus dat het gelukt was, denk je dat die onbekende DUA - of indien het Goedertier was: Goedertier -, daarna met het paneel onder zijn arm bij het bisdom zou zijn gaan aanbellen om te vragen of hij nu zijn geld kon krijgen? Natuurlijk niet. Hij ging een brief schrijven om te zeggen: monseigneur, uw paneel bevindt zich daar. Nu, die plaats mocht toch nooit in verband worden gebracht met Goedertier. Dat is toch de logica zelf. Iemand heeft me eens een heel verhaal verteld over een graf in een klein dorp buiten Gent. 'Kijk', zegt hij, 'dat past perfect met de afstand van de kathedraal naar het huis van Goedertier.' Goedertier moest daar altijd bij komen, hij moest mordicus zichzelf aanduiden, 'ik ben het geweest'. (lacht vermakelijk)

"Derde maatstaf: was het in 1934 materieel en technisch mogelijk het paneel daar ongezien te verbergen? Een eenvoudige vraag. Daar falen velen. Bijvoorbeeld die man die nog steeds beweert dat het eenvoudigweg tussen de kopie van Vanderveken en 'Sint-Jan de Doper' zit. Opnieuw een absurditeit opnieuw. De man is boos. Hij heeft al geschreven naar de procureur des konings, omdat ik hem zogezegd niet te woord wil staan. Ik heb hem te woord gestaan, ik ben bij hem geweest, ik heb hem geschreven. Hij heeft ook naar het bisdom geschreven. Maar materieel is wat hij beweert onmogelijk. Door de parkettage is elk zijpaneel ongeveer 2,5 à 3 centimeter dik. Als je naar de metalen omlijsting kijkt, dan is die bijna 6 centimeter dik. Als 'Sint-Jan de Doper' al 2,5 centimeter is en daar ook nog eens 'De Rechtvaardige Rechters' zouden achter zitten, zitten we al aan 6 centimeter - en dan heb je nog het paneel van Vanderveken dat op een tweehonderd jaar oude kastdeur is geschilderd. Dat kan dus niet. Maar de man blijft daar mordicus aan vasthouden."

Sinds 1994 is Karel Mortier ook zelf blijven spitten, niet alleen naar de bergplaats, maar ook naar het motief en de omstandigheden van de diefstal. Nog steeds komt hij nieuwe elementen tegen. Vooral nieuwe elementen die de versie uit het boek bevestigen, of op zijn minst niet tegenspreken. "Van alle inlichtingen die ik sinds 1994 heb gevonden, is er niets dat tegenspreekt wat in dat boek staat. Nooit heeft iemand gezegd: dat klopt niet, dat kunnen wij aantonen. Dat durf ik gerust te stellen. Voor mij is dat een zeer grote geruststelling."

Door de nieuwe of aanvullende getuigenissen is Mortier er nog meer van overtuigd dat de hele diefstal en afpersing zich binnen een kleine kring van kennissen afspeelden. "Zo blijkt Arsène Goedertier een zeer goede bekende van Honoré Coppieters te zijn geweest: ze hadden hun kindertijd samen doorgebracht in Overmere, waar papa Goedertier koster was. Na het boek ben ik naar Overmere geweest en daar vernam ik dat ze op dezelfde school zaten. Dat waren speelkameraadjes.

"Nog iets nieuws dat niet in het boek stond, heeft met Meulepas te maken. Ik bleef me afvragen waarom die DUA pastoor Meulepas van de Markgravelei heeft aangewezen. Coppieters zei aan Koehn dat dat was omdat Goedertiers broer daar woonde, maar zijn broer was al overleden in 1913. Uiteindelijk heeft de meid van Meulepas mij gezegd - en zij heeft mij dat nog eens schriftelijk bevestigd - dat kanunnik Van den Gheyn (conservator van de Sint-Baafskathedraal, RP) iedere maand bij Meulepas kwam eten. Ik had haar al eens in 1968 gesproken, maar toen heeft ze maar een gedeelte verteld. Achteraf heeft ze mij gezegd dat ze niet meende dat het van belang was in de zaak, dat ze niet moest zeggen wie er allemaal bij Meulepas kwam.

"Ik heb ook nog het spoor gevonden van de dochter van de toenmalige koster van Sint-Baafs, Van Volsem. Die wist mij te zeggen: 'Papa is meer dan eens thuis gekomen met te zeggen: ik heb aan Goedertier daar moeten zeggen dat hij daar moet van afblijven, altijd dat draaien en keren aan dat paneel, als de kanunnik dat gaat vernemen, ga ik op mijn hoofd krijgen, ze moeten daarvan afblijven.' Dat was dus vóór de diefstal. Na de diefstal is daar met geen woord over gerept aan de politie. Met geen woord is de naam Goedertier gevallen. Als hij het voor de diefstal niet zou hebben gezegd uit schrik voor kanunnik Van den Gheyn, dan zal hij het na de diefstal toch wel gezegd hebben zeker. Daar ben ik van overtuigd.

"De avond na de diefstal ging Van den Gheyn naar de gebroeders Coppejans, die na de Eerste Wereldoorlog een heel nieuwe omlijsting hadden gemaakt voor het Lam Gods. De kanunnik vroeg hen eens te komen kijken om te zien of de wijze waarop het gestolen was hun iets zei. Van de zoon van een van de Coppejansen heb ik vernomen: 'Papa is thuis gekomen en heeft gezegd: wie dat gedaan heeft, kende ons systeem.' Klaarblijkelijk heeft hij dat ook aan Van den Gheyn verteld. Van den Gheyn moet iets gewaargeworden zijn, anders zou hij ze niet gevraagd hebben te komen kijken. Ze begonnen duidelijk te begrijpen dat het binnen hun eigen kring lag, zeker toen Meulepas werd aangewezen. Meteen na diefstal zegt onze vriend Van den Gheyn aan de pers: 'Maintenant que j'ai repris tout mon sang-froid ... je pense que ce vol est le résultat d'une vengeance.' Een wraakneming. Wraak voor wat? Dat is het natuurlijk. Daar stoppen we ergens."

Als het paneel nog bestaat, dan zit het waarschijnlijk ergens in de kathedraal zelf, zegt Mortier. "De dag na de diefstal, wanneer men vermoedt dat de dief een Duitser is, vertelt Goedertier aan zijn vrouw en aan zijn schoonbroer, en dat is geacteerd: 'Ze moeten zo ver niet gaan zoeken. Ik ben de man die het zou kunnen vinden. Als ze mij laten zoeken, blijf ik in de omgeving van de kathedraal.' Dan vertelt hij aan zijn wisselagent, die mij dat ook bevestigd heeft: 'Gestolen? Het is niet gestolen. Als je iets verplaatst, is het niet gestolen.'"

Ook de de DUA-brieven wijzen volgens Mortier naar de kathedraal. "Hij schreef: 'waar ik noch iemand anders het kan bovenhalen zonder de publieke aandacht op mij te vestigen.' Terwijl de gebruikelijke zin is 'waar ik noch gij noch iemand anders'. Als hij 'ik noch iemand anders' schrijft, bedoelt hij: gij, monseigneur, kunt het wel. En waar kan die bisschop in 1934 naar toe zonder de publieke aandacht te trekken? In zijn kathedraal, als ze 's avonds gesloten is."

Af en toe wordt de kathedraal nog eens onderzocht. Dat gebeurde onder meer in 1994, toen de VRT daar een Panorama-documentaire over de diefstal draaide. Vier jaar jaar later ging Mortier er nog eens vijf dagen op het doksaal zoeken. "Waarom het doksaal? Goedertier was in het bezit van een kleine sleutel, waarmee ik het deurtje naar het doksaal kon openen. Het onderzoek gebeurde met gespecialiseerd personeel en gesofisticeerde endoscopieapparatuur. Het werd op 100.000 frank per werkdag geraamd, betaald door het Vlaamse ministerie van Cultuur. Het is vrij duur voor wat in feite niets heeft opgebracht, maar voor mij is er nu wel de zekerheid dat het niet op die plaats zit. Het sleuteltje van Goedertier kon gewoon gediend hebben om zich daar de avond voor de diefstal te verbergen. Terwijl ik daar die vijf dagen was, heb ik nergens kunnen vaststellen dat daar al iemand gezocht heeft, terwijl het bisdom toch beweert dat alles al onderzocht is. Er zijn nog heel wat andere plaatsen waar je kunt zoeken. Het koorgestoelte bijvoorbeeld. Dat bestaat helemaal uit hout. Of de toren. Is daar ooit gekeken? Tijdens de Beeldenstorm heeft men het Lam Gods daar drie jaar lang verborgen kunnen houden voor de calvinisten. Niet één paneel, maar het hele retabel."

Rudy Pieters

2001-08-11

De Morgen

Een onwaarschijnlijke reeks flaters

Het onderzoek naar de Lam Gods-diefstal werd vanaf het begin gekenmerkt door een onwaarschijnlijke reeks vergetelheden. Vaak waren ze zo ernstig dat ze het etiket flater verdienen. Een (onvolledig) overzicht:

* In de voormiddag van 11 april 1934 stroomt de Vijdkapel vol nieuwsgierigen die mogelijke sporen dreigen te vernietigen, maar de gerechtelijke politie stuurt hen niet weg, integendeel, ze begeeft zich naar een kaasdiefstal en doet de eerste vaststellingen in de kathedraal pas 's namiddags.

* Bij de eerste vaststellingen is geen onderzoeksrechter aanwezig, ook in het verdere onderzoek speelt de aangestelde onderzoeksrechter geen rol van betekenis.

* Bij de eerste vaststellingen worden geen foto's genomen, er gebeurt geen beschrijving van de manier waarop de diefstal is gebeurd, de braaksporen op de houten lijst worden niet precies aangeduid, gemeten en beschreven.

* Er gebeurt geen systematisch buurtonderzoek.

* Een krant heeft het tien dagen na de diefstal over passanten die 's nachts lichtschijnsel in de Vijdkapel zagen, maar de politie vindt hen pas een jaar later: de getuigen hebben ook een auto gezien maar zijn na een jaar niet meer zo zeker van de nummerplaat.

* In het eerste opsporingsbericht heeft de politie het slechts over een paneel, terwijl er twee gestolen zijn.

* Er wordt niet gezocht naar de anonieme persoon die al in april 1933 via een advocaat aan het Antwerpse parket had laten weten dat een diefstal van een Lam Gods-paneel op til was.

* Geen van de dertien losgeldbrieven wordt op vingerafdrukken onderzocht.

* Aan de hand van het lettertype wordt geen onderzoek gedaan naar recente kopers of huurders van schrijfmachines.

* Er gebeurt geen toezicht op de postkantoren waar de brieven geregeld worden gebust.

* Wanneer de politie Sint-Jan de Doper terugvindt in het Brusselse Noordstation, wordt alleen het paneel op vingerafdrukken gecontroleerd, niet het papier en de wasdoek waarin het paneel is gewikkeld.

* De bediende van het bagagedepot die het paneel in ontvangst nam, geeft de politie een persoonsbeschrijving maar die wordt niet als opsporingsbericht in het Centraal Signalementenblad opgenomen.

* Er gebeurt geen onderzoek naar de herkomst van de wasdoek waarin Sint-Jan de Doper was gewikkeld.

* Er wordt beslist slechts 250.000 frank losgeld te betalen in plaats van het geëiste miljoen, met een voorschot van 25.000 frank, maar de biljetten worden niet gemerkt en hun genoteerde nummers leiden niet tot een opsporingsbericht.

* Nadat Goedertier de 25.000 frank bij pastoor Meulepas in Antwerpen komt ophalen, laat de politie hem niet schaduwen.

* De huishoudster van de pastoor ziet dat de taxi die Goedertier naar Meulepas heeft gebracht, nummer 22 heeft, maar de taxichauffeur wordt pas na een maand geïdentificeerd en pas na een half jaar verhoord.

* In de brief die Goedertier samen met de 25.000 frank krijgt, staat het voorstel de resterende 225.000 frank pas te betalen nadat hij De Rechtvaardige Rechters heeft overhandigd.

* Bisschop Coppieters is bereid het (ondertussen door Goedertier verlaagde) losgeld van een half miljoen te betalen, maar justitieminister Janson ligt dwars.

* Na het overlijden van Arsène Goedertier op 25 november 1934 komt er geen verhoor van de drie mannen die bij zijn sterfbed aanwezig waren: advocaat Georges De Vos, aan wie Goedertier gezegd zou hebben dat hij de dief was, dokter Romain De Cock en pater Libertus Bornouw (tijdens de oorlog verhoort een nazi-officier de drie alsnog).

* Joseph van Ginderachter, voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg in Dendermonde, begint na Goedertiers overlijden aan een eigen, geheim onderzoek, onder meer in het Wetterse huis van Goedertier, maar ziet door een gebrek aan dossierkennis belangrijke sporen over het hoofd.

* De Gentse commissaris Luysterborgh die het onderzoek tot dan toe voerde, wordt pas een maand na Goedertiers dood op de hoogte gebracht.

* Er gebeurt geen onderzoek naar de herkomst van de schrijfmachine die Goedertier in een bagagekluis in het Gentse Sint-Pietersstation heeft verborgen.

* In 1937 beslist de raadkamer dat door Goedertiers dood de strafvordering is vervallen, terwijl op dat moment (en ook vandaag) nog geen juridisch sluitend bewijs bestaat dat Goedertier de dief is en alleen handelde.

* In 1938 krijgt de regering-Spaak via een advocaat het aanbod het paneel alsnog te recupereren maar Spaak weigert elke onderhandeling (DM 1/8).

* Een hele reeks documenten en voorwerpen zit niet in het gerechtelijk dossier, omdat ze er nooit zijn ingeraakt, of omdat ze eruit zijn verdwenen, onder meer de gipsafdrukken van de braaksporen op de houten lijst, het papier en de wasdoek waarin het Sint-Jan-paneel gewikkeld was, de nota die een ambtenaar op verzoek van justitieminister Janson over de diefstal maakte, de krantenbladzijde waarmee de taxichauffeur zich bij Meulepas moest identificeren, de alibi-brief die Goedertier aan zichzelf had gestuurd, en zelfs de schrijfmachine waarmee Goedertier de losgeldbrieven schreef.

 
     
     
     
     
   
 
ErDaSys (c) 2004